4/13/2014

BERNARD STIEGLER

"In deze zin geloof ik in tegenstelling tot Plato dat de techniek constitutief is voor het menselijk weten. Dat betekent niet dat menselijk weten gereduceerd kan worden tot datgene wat de materiële retenties daarvan bewaren. Het menselijk weten is ook wezenlijk het menselijk verlangen. De materiële retenties geven slechts plaats aan deze erfenis voor zover ze gefetisjeerd worden, geladen met fantasmen en affecten. Een mens is slechts wetend en geleerd wanneer hij verlangt, dat wil zeggen wanneer hij fantaseert en verbeeldt. Hij weet slechts op voorwaarde dat hij door het weten gepassioneerd is en strikt genomen in vervoering is gebracht door, bijvoorbeeld, de figuren van de meetkunde. Precies daarover spreekt Diotima in het Symposium. Weten is iets wat iemand niet onverschillig laat en in deze zin in eerste instantie iets wat raakt; het is datgene wat niet flauw, geestloos of onbetekenend is, maar integendeel het smaakvolle par excellence is, dat wat in het oog springt - bijvoorbeeld als evidentie: de betekenis als zodanig, dat wil zeggen dat wat teken(s) geeft. Meer algemeen nog echter manifesteert het weten zich allereerst en fundamenteel als schoonheid. Het weten is in de eerste plaats datgene wat mooi is (voor degene die het heeft), daarom staat het in de magnifieke tekst van het Symposium onder het teken van de Eros. Het verlangen is hier de voorwaarde van het weten. (...)"

uit Bernard Stiegler: Per toeval filosoferen. In gesprek met Elie During

Klement/Pelckmans 2014
ISBN 978 90 289 77655 (België)


Blogarchief